Allerheiligen



1 november

Zij kennen de levenslast

Steeds is de Kerk vol ijver maar ook vol vrees omtrent onze zaligheid. Maar vandaag jubelt zij en is mateloos verheugd, wanneer zij de verheerlijking van haar kinderen beschouwt. Zij zijn in het hemels vaderland aangeland en dus ook voor altijd in zekerheid.

Voor immer zijn ze aan de hinderlagen van de vijand ontsnapt. Eeuwig behoren zij tot het aantal van de uitverkorenen, tot het volk van God. Zij is als een moeder die fier is op haar kinderen. Zij stelt ze aan de hele christenheid voor en nodigt alle gelovigen uit om zich bij haar moederlijke vreugde aan te sluiten. ,Laten wij ons allen in de Heer verheugen, nu wij het feest vieren van alle heiligen, want over hen verheugen zich de engelen en prijzen zij de Zoon van God'.

Het epistel (Ap. 7, 2-12) stelt ons het apocalyptisch visioen van de glorie der heiligen voor de geest: ,Ik zag een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden vóór de troon en vóór het Lam, gehuld in witte gewaden en met palmtakken in de hand'. 't Zijn schitterende scharen martelaren, apostelen, belijders, maagden. Onophoudelijk baden zij in de vreugde van de godsaanschouwing. Zonder onderbreking weerklinkt hun aanbidding: ,De lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dank, de eer en de macht en de sterkte zij aan onze God in de eeuwen der eeuwen. Amen!'

Maar wie zijn dan deze glorievolle heiligen? Het zijn mensen die zoals wij op deze aarde geleefd hebben. Zij hebben onze ellenden, onze moeilijkheden, onze strijd gekend. Enigen van hen zijn ons goed bekend, daar de Kerk ze tot de eer van de altaren heeft verheven. Maar de overgrote meerderheid zijn voor ons onbekenden. Nederige mensen die verborgen hebben geleefd in de eenvoudige vervulling van hun plichten, zonder glans, zonder faam, die in niemands herinnering voortleven. Maar de hemelse Vader heeft ze in hun verborgenheid wel gezien en gekend. Hij heeft hun trouw op de proef gesteld en ze waardig bevonden om in de eeuwige heerlijkheid te worden binnengeleid. Kan men onder die ontelbare menigte ook al personen vinden, die hier beneden ereposten hebben bezet en grote werken hebben volbracht, dan heeft dit nu toch maar weinig te betekenen. Hun zaligheid staat geenszins in verhouding tot de eer die ze hier op aarde hebben genoten. Voor allen, kleinen of groten, armen of machtigen, telt maar één zaak meer: de graad van liefde, die ze hebben bereikt. Daaraan beantwoordt de graad van verheerlijking, die hen eeuwig gelukkig maakt.

De acht zaligheden: hun levensprogram!

Het epistel heeft ons aldus de hemelse heerlijkheid der gelukzaligen doen in ogenschouw nemen, Het evangelie (Mat. 5, 1-12) laat ons, met de opsomming van de acht gelukzaligheden, overwegen hoe zij hier op aarde hebben geleefd. ,Zalig de armen van geest; zalig de treurenden; zalig de zachtmoedigen; zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; zalig de barmhartigen; zalig de zuiveren van hart; zalig die vrede brengen; zalig die vervolgd worden'. Armoede, nederigheid, onthechting aan de aardse zaken; zachtheid van gemoed; gelatenheid en geduld in het lijden; rechtschapenheid, honger naar gerechtigheid; goedheid en begrip voor de evenmens, zuiverheid van geest en hart; vredelievende geest, sterkte en edelmoedigheid, welke uit liefde voor God alle lijden doet omhelzen en alle onrechtvaardigheid geduldig verdraagt, dat zijn de kenmerken van het leven, dat de heiligen hier op aarde hebben geleid. Dat is voor ons het levensprogram, als wij, zoals zij, de heiligheid willen bereiken.

Wij ook willen wel heilig worden, maar wij zouden het willen worden op gemakkelijke wijze, zonder onszelf veel geweld aan te doen, zonder grote vermoeienis. Wij willen wel de deugden beoefenen, maar enkel tot op 'n bepaalde hoogte, als ze niet al te zeer met onze neigingen in strijd zijn, als ze van ons geen al te zware offers eisen. Als bepaalde akten van deugd meer zelfverloochening van ons vragen, bv. het aannemen van iets wat ons zwaar valt en tegenstaat, zoals het onderdrukken van onze beledigde eigenliefde, het opgeven van eigen zienswijze, de inschikkelijkheid tegenover lastige, dwarsdrijvende personen, dan trekken wij ons zeer dikwijls, om niet te zeggen altijd, terug. Wij menen dat zoiets te ver gaat en voor de heiligheid wel niet nodig is…

En toch hangt onze vooruitgang op de weg der heiligheid juist van die akten af, waartegenover wij afwijzend staan. Zonder zulke deugd zullen wij het niet verder dan een zekere middelmatigheid brengen; en gaan we ook al niet achteruit, we zullen toch op dezelfde hoogte blijven. Vragen wij de heiligen, die wij vandaag vereren, dat zij ons helpen onze luiheid, onze zwakheid en lafhartigheid te overwinnen. Smeken wij hen die ons op de harde weg der heiligheid zijn voorgegaan, om de kracht hen na te volgen. ,Als deze en anderen het hebben gekund, waarom dan ook ik niet?' (H. Augustinus.). De genade welke de heiligen hebben gekregen, geeft God ons ook. Maar, helaas, wat ontbreekt is onze medewerking.

Iets van uw inzicht en uw liefde

,O zalige zielen in de hemel! Komt onze ellende te hulp en weest onze voorsprekers bij de goddelijke barmhartigheid, opdat Hij ons iets van uw genietingen mag meedelen en iets op ons doen afstralen van de heldere kennis die gij hebt. En Gij, o mijn God, wil Gij ons iets te verstaan geven van dat wat Gij weglegt voor hen die in de droom van dit ellendig leven moedig strijden. Verkrijgt ons, o van liefde brandende zielen, dat wij begrijpen mogen het genot dat gij smaakt in het weten, dat uw genietingen eeuwig duren en hoe heerlijk het is, zo zeker te zijn dat ze nooit ophouden. Helpt ons, daar gij zo dicht bij de bron zijt; put water voor ons, die hier op aarde omkomen van dorst. ,O heiligen des hemels, ik ken mijn ellende en mijn zwakheid, maar ik weet ook hoe graag nobele, edelmoedige harten goed willen doen. Ik bid u mij als kind aan te nemen, de glorie die gij mij helpt verkrijgen zal geheel voor u zijn, maar gewaardigt u mijn gebed te verhoren en voor mij uw liefde te verkrijgen'.

Allerheiligen